Per 1 juli 2015 is als onderdeel van de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) ook het Dagloonbesluit Werknemersverzekeringen gewijzigd. Dit besluit regelt op welke manier de hoogte van de verschillende werknemersverzekeringen zoals WW, ZW en WIA berekend wordt. De wijzigingen zouden er toe moeten leiden dat met name flexwerkers een hoger dagloon – en dus een hogere uitkering – zouden ontvangen bij ziekte of werkloosheid. Daarmee zouden flexwerkers dus op dat punt gelijkwaardig(er) worden aan werknemers met een vast dienstverband, zo was het idee. Inmiddels is gebleken dat de wijzigingen voor sommige werknemers ook (onbedoeld) negatief kunnen uitpakken.
Vanaf 1 juli 2015
Werd het dagloon voor de WW-uitkering voorheen gebaseerd op het laatst verdiende loon, vanaf 1 juli 2015 wordt (al) het loon dat is verdiend in het jaar voorafgaand aan de eerste werkloosheidsdag opgeteld en vervolgens gedeeld door 261 dagen. Dus ook als iemand voorafgaand aan het werk waaruit hij werkloos is geworden geen – of een veel lager loon heeft genoten. Dat heeft voor deze werknemer tot gevolg dat het dagloon fors lager kan uitpakken en de WW-uitkering daarmee een stuk lager wordt.
De werknemer die daartegen bezwaar maakte is onlangs echter door de rechtbank Midden- Nederland in het ongelijk gesteld ( ECLI:NL:RBMNE:2016:3164). Volgens de rechter was dit gevolg van de wetswijzing namelijk voorzien – en in dat geval is het niet aan de rechter om eventuele nadelige effecten van het gewijzigde Dagloonbesluit ongedaan te maken.
Negatieve gevolgen wijziging Dagloonbesluit
Echter, de wijziging van het Dagloonbesluit bleek ook enkele negatieve effecten te hebben die door de wetgever niet waren voorzien.
Dat geldt onder meer voor de situatie van werknemers die een beroep op de WW moeten doen na een periode van 104 weken ziekte. Deze werknemers hebben doorgaans 104 weken loondoorbetaling van de werkgever ontvangen, moeten daarna een WIA-uitkering aanvragen, maar blijken dan minder dan 35% arbeidsongeschikt te zijn. In die situatie bestaat geen recht (meer) op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, maar wacht de WW.
Deze werknemers krijgen te maken met artikel 6 van het Dagloonbesluit. In dat artikel was tot 1 juli 2015 geregeld dat iemand in de situatie zoals hiervoor beschreven – aansluitend aan twee jaar ziekte géén recht op WIA, wel WW – niet zou terugvallen naar een inkomen van 70% van 70 % van het laatstverdiende loon, maar op het niveau bleef van de loondoorbetaling tijdens ziekte (70% van het laatstverdiende loon). Daartoe regelde artikel 6 van het Dagloonbesluit dat indien in een aangiftetijdvak gelegen in het refertejaar minder loon was genoten als gevolg van (o.a.) ziekte, dat aangifte tijdvak niet meetelde, de referteperiode werd dan voor-verlengd.
Per 1 juli 2015 is artikel 6 gewijzigd en sindsdien geldt dus niet meer dat indien in een aangiftetijdvak minder loon is genoten wegens ziekte, de referteperiode wordt uitgebreid.
Dit heeft tot – onbedoeld! – gevolg dat de werknemer in kwestie een (veel) lagere WW-uitkering ontvangt dan wanneer de eerste WW-dag vóór 1 juli 2015 had gelegen.
Reparatiewetgeving laat op zich wachten
Inmiddels heeft het ministerie van SZW dit ook erkend en wordt er gewerkt aan reparatiewetgeving, die zal evenwel eerst per 1 januari 2017 (!) in kunnen gaan.
Kennelijk is dit ook voor de wetgevers op het Ministerie taaie materie, want niet alleen is dit – toch tamelijk voor de hand liggend – gevolg kennelijk over het hoofd gezien, ook de oplossing van dat onbedoelde gevolg is blijkbaar ingewikkelder dan gedacht, want daar is klaarblijkelijk méér dan een jaar tijd voor nodig. Zelfs het optuigen van een overgangsregeling blijkt zeer ingewikkeld, want daar wordt intussen al sinds begin dit jaar aan gewerkt, maar tot op heden is niet bekend hoe die regeling er uit zal zien.
Dat betekent dat werknemers die na 104 weken ziekte een beroep moeten doen op de WW omdat zij door UWV minder dan 35% arbeidsongeschikt bevonden worden het in afwachting van reparatie- en/of overgangswetgeving moeten doen met een WW-uitkering die nog slechts 70% van 70% van het laatstverdiende loon bedraagt!
Zelfs nu vanuit het Ministerie is erkend dat dit niet de bedoeling was, slaagt de Minister er niet in om voor deze mensen op korte termijn duidelijkheid te bieden en een fatsoenlijke compensatieregeling aan te bieden – al is die intussen wel aangekondigd.
Wat mij betreft zou de oplossing veel simpeler kunnen zijn, immers nu erkend is dat dit gevolg niet bedoeld was, dat is aangekondigd dat dit vanaf 1 januari 2017 ‘gerepareerd’ zal worden en tevens is aangekondigd dat deze gevallen gecompenseerd zullen gaan worden, is de meest eenvoudige oplossing voor dit probleem dat het (gewijzigde) artikel 6 Dagloonbesluit voorlopig niet wordt toegepast, dan wel om – vooruitlopend op de aangekondigde nieuwe wetgeving – het voorgestelde artikel 2 lid 8 nu reeds toe te passen.
Immers valt op geen enkele manier uit te leggen dat de Minister enerzijds erkent dat de gevolgen van de wijziging van het Dagloonbesluit zoals die beschreven ‘onvoorzien’ waren en dat dit zal worden aangepast, maar dat – enkel omdat het wetgevingsapparaat nu eenmaal traag draait – de betrokken werknemers intussen moeten rondkomen van een inkomen op bijstandsniveau.
Linksom of rechtsom zal de WW-uitkering van iemand die na 104 weken ziekte een beroep moet doen op een WW-uitkering (bij benadering) even hoog moeten zijn als het loon dat tijdens de periode van ziekte ontvangen werd – 70% van het laatstverdiende loon.
Indien u zelf na 104 weken ziekte een beroep moet doen op de WW, of indien u te maken krijgt met één van de andere werknemersverzekeringen zoals de WIA of de Ziektewet, is het verstandig om goed na te gaan welke regels op u van toepassing zijn en of die regels juist zijn toegepast. Twijfelt u? Dan is het verstandig om bij een gespecialiseerd advocaat nader advies in te winnen.